spandoek

nieuws

De horizontale vergentie (BI- en BO-vergentie) die door patiënten wordt gebruikt om binoculair zicht te behouden, wordt gemeten met behulp van prisma's. Door het prisma geleidelijk te vergroten, verschuift het horizontale netvlies, waardoor de patiënt gedwongen wordt het vergentiesysteem te gebruiken om deze verschuiving te compenseren.
Om de koppelings- en dissipatiecapaciteiten van BI en BO te meten, moeten drie aspecten van de gegevens worden verkregen:

(1) Vage punt: geeft aan dat de patiënt de vergentie niet langer kan gebruiken om de door het prisma veroorzaakte verschuiving van het netvlies te compenseren, maar nog steeds een stabiele accommodatie kan behouden.

(2) Breekpunt: geeft aan dat de patiënt al het convergentiepotentieel heeft uitgeput en niet langer binoculair enkel zicht kan behouden.

(3) Herstelpunt: geeft aan dat de geïnduceerde verwijdering van het netvlies geleidelijk afneemt, waardoor de mogelijkheid ontstaat om de vergentie opnieuw toe te passen om binoculair enkel zicht te verkrijgen

1
(1) Instrueer de patiënt zijn ogen te openen en hem te vragen wat hij ziet. De patiënt moet een duidelijk visueel merkteken zien. Als er twee optotypes worden gezien, wordt het onderzoek afgerond en geregistreerd als "diplopie".
(2) Instrueer de patiënt om naar de visuele markering te kijken en te proberen deze vrij te houden, en vraag de patiënt om te melden wanneer de volgende situaties zich voordoen:

① Het visuele merkteken is wazig (vaag punt);
② Het visuele doel wordt twee (breekpunt);
③ Optotype beweegt naar links of rechts, wat betekent dat één oog wordt onderdrukt.
Zodra dit fenomeen zich voordoet, moet de inspectie worden gestopt, geregistreerd (onderdrukt) en aangegeven welk oog. Welk oog wordt geremd, kan worden bepaald door te vragen in welke richting het optotype beweegt. Het optotype beweegt in de richting van de bovenkant van het prisma, vóór het niet-onderdrukte oog.

 

2

Posttijd: 18 februari 2023